Een start-up is een startende onderneming die zich van andere ondernemingen onderscheidt omwille van een doorgaans innoverende activiteit en een diversiteit in het aandeelhouderschap.
De aandeelhouders bestaan enerzijds uit de founders die het initiatief hebben genomen om hun idee of project te ontwikkelen. De knowhow van de founders is de hoeksteen voor de verdere groei van een start-up. Anderzijds zijn er externe investeerders (zogenaamde business angels of venture capital investeerders) die een financiële investering doen en hun professionele ervaring delen.
Een start-up heeft doorgaans een hoog risicoprofiel. Succes is immers niet gegarandeerd. Dit is de reden waarom start-ups vaak beroep moeten doen op financiering buiten de klassieke financieringsmethoden (zoals bankleningen) om.
Financiering is uitermate belangrijk om onderzoek en ontwikkeling mogelijk te maken.
Aan elke financieringstechniek zijn welbepaalde aandachtspunten verbonden. De founder wenst doorgaans immers zo weinig mogelijk van zijn of haar vermogen op het spel te zetten terwijl de financierder uiteraard zo veel mogelijk wil vergoed worden voor het risico dat hij of zij neemt (high risk, high reward).
Er zijn vier financieringstechnieken waarop start-ups veelal beroep doen:
1. Inbreng in het vermogen van de start-up
Vooreerst worden start-ups vaak gefinancierd door inbrengen in geld in het vermogen van een start-up. Dit zijn de zogenaamde venture capital investeringen. Het zijn investeringen in aandelen voor de lancering, vroege ontwikkeling of uitbreiding van een onderneming. Venture capital is risicokapitaal voor een lange termijn voor niet-beursgenoteerde ondernemingen; het is een financieringsmethode voor startende en beloftevolle ondernemingen die een snelle groei willen doormaken. Jonge ondernemingen doen doorgaans beroep op venture capital wanneer de eigen middelen uitgeput zijn en de banken niet willen financieren omdat ze van oordeel zijn dat de onderneming te weinig volume heeft. Er bestaan ook overheidsfondsen die regelmatig dergelijke investeringen doen zoals Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (“FPIM”), Participatiemaatschappij Vlaanderen (“PMV”), de Limburgse Investeringsmaatschappij (“LRM”) etc. De focus daarbij is vaak sectorgericht.
2. Subsidies
Aangezien financiële instellingen vaak niet geneigd zijn om start-ups financiering te verlenen, o.a. omwille van het hoog risicoprofiel of omwille van een gebrek aan op dat moment waardeerbare of verkoopbare activa waarop een zekerheid geplaatst zou kunnen worden, hebben de overheden in ons land (zowel regionaal als federaal) getracht om aan dit probleem tegemoet te komen door het verlenen van subsidies. Het verkrijgen van subsidies is echter geen vanzelfsprekendheid; de overheid die subsidies verleent zal immers telkens voorwaarden opleggen waaraan te allen tijde moet voldaan worden. Indien zulks niet gebeurt, bestaat het risico dat de overheid de subsidie intrekt.
3. Converteerbare lening
De converteerbare lening is een financieel instrument dat vooral gericht is op start-ups die op korte termijn slechts een beperkte terugbetalingscapaciteit hebben en wiens businessplan voorziet in een latere fondswerving. Door het aangaan van een converteerbare lening, financiert de start-up zich namelijk met een speciale vorm van schuld waardoor de discussie over de waardering van de aandelen van de onderneming uitgesteld wordt. Het is immers op het moment van conversie (i.e. het omzetten van de lening in kapitaal in ruil voor aandelen) dat dergelijke discussie over waardering gevoerd wordt.
4. Bootstrapping
Bootstrapping betreft een financieringsmethode waarbij de founder zijn/haar start-up tracht op te richten en uit te bouwen met persoonlijke financiële middelen die de founder heeft ontvangen uit de bedrijfsinkomsten die de start-up zodanig al heeft gerealiseerd. Dit brengt het nadeel met zich mee dat de organische groei van de start-up wordt belet en de start-up extra kwetsbaar is voor tegenvallers.